Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

 

Artikel 49 Jaarverslag, jaarrekening, accountantscontrole en kwartaalverslagen
1
De Raad voor werk en inkomen, de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank stellen jaarlijks een jaarverslag en een jaarrekening op en bieden deze vóór 15 maart aan Onze Minister aan.
2
De Raad voor werk en inkomen, de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank beschrijven in hun jaarverslag de taakuitoefening en het gevoerde beleid in het afgelopen jaar en, voorzover het de genoemde bestuursorganen betreft, de doelmatigheid van de uitvoering van de aan die bestuursorganen opgedragen taken in het verstreken boekjaar en de mate waarin de doelstellingen van de bij of krachtens de wet gestelde regels werden bereikt.
3
De Raad voor werk en inkomen, de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank leggen in hun jaarrekening rekening en verantwoording af over het financieel beheer en, voorzover het betreft de genoemde bestuursorganen, in elk geval over de rechtmatigheid van de uitvoering van de aan die bestuursorganen opgedragen taken in het verstreken boekjaar. De jaarrekening wordt ingericht zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4
De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de desbetreffende rechtspersoon aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de aanwijzing van de accountant bedingt de rechtspersoon dat aan Onze Minister desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.
5
De verklaring, bedoeld in het vierde lid, heeft mede betrekking op de rechtmatige verkrijging en besteding van de middelen door de rechtspersoon.
6
De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het vierde lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de organisatie van de rechtspersoon voldoen aan eisen van doelmatigheid.
7
Het besluit tot vaststelling van de jaarrekening behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
8
Uiterlijk zes weken na het verstrijken van elk kwartaal bieden de Raad voor werk en inkomen, de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank aan Onze Minister een kwartaalverslag over dat verstreken kwartaal aan.
9
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de jaarrekening, de verklaring, bedoeld in het vierde lid, en het aan die verklaring ten grondslag liggende onderzoek, het jaarverslag en het kwartaalverslag. In afwijking van het achtste lid kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat het kwartaalverslag van het vierde en laatste kwartaal in de daarbij omschreven gevallen, achterwege kan blijven.
10
Onze Minister brengt de jaarrekeningen en jaarverslagen van de Raad voor werk en inkomen, de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank alsmede zijn oordeel daaromtrent jaarlijks vóór de derde woensdag in mei ter kennis van de beide Kamers der Staten-Generaal.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •